Aan de slag met CTS in 4 eenvoudige stappen
Aan de slag met CTS in 4 eenvoudige stappen
CTS inschakelen
Wanneer u CTS voor de eerste keer inschakelt, wordt er een beheertracker met de naam System (Systeem) gemaakt. U kunt ook meerdere gegevenstrackers maken op de pagina Tracker List (Trackerlijst). De beheertracker identificeert en koppelt alle cloudservices die uw tenentaccount gebruikt en registreert alle bewerkingen van uw tenantaccount. Gegevenstrackers registreren details van de bewerkingen van de tenant in gegevens in Object Storage Service-buckets (OBS).
Realtime traces queryen
Eenmaal ingeschakeld, begint CTS met het registreren van bewerkingen op cloudresources en gegevens in OBS-buckets. CTS bewaart bewerkingsrecords zeven dagen.
Gearchiveerde traces queryen
CTS draagt periodiek tracebestanden over naar OBS-buckets voor opslag. Een tracebestand is een verzameling traces. CTS genereert tracebestanden per service- en overdrachtscyclus en past het aantal traces in elk tracebestand aan indien nodig.
Meldingen van belangrijke gebeurtenissen configureren
U kunt CTS configureren om meldingen van belangrijke gebeurtenissen te versturen zoals:
Realtime detectie van bewerkingen met een hoog risico (zoals opnieuw opstarten van een VM en wijzigingen in de beveiligingsconfiguratie), kostengevoelige bewerkingen (zoals het maken en verwijderen van dure resources) en servicegevoelige bewerkingen (zoals wijzigingen in de netwerkconfiguratie).
Detectie van bewerkingen zoals het inloggen van gebruikers met rechten op beheerdersniveau of bewerkingen uitgevoerd door gebruikers zonder de vereiste rechten.